Het histogram
Het histogram bestaat uit een grafiek die over het algemeen vaak in de vorm van een heuvel is getekend. Hij is voor elke foto anders en laat zien hoe de verdeling van licht en donker op de foto is. Het linkerdeel van de x-as (horizontaal) van de grafiek gaat over de donkere gebieden van de foto, het rechterdeel van de x-as gaat over de lichtere delen. In het midden is de neutrale belichting, de 18% grijswaarde waar de lichtmeter van de camera altijd naar op zoek is. De puntjes op y-as (verticaal) geven aan hoeveel pixels in het beeld relatief donker, relatief licht of neutraal zijn.Zo lang de hoogste delen van de grafiek binnen de grafiek vallen is er niets aan de hand. Bijvoorbeeld als je een foto hebt gemaakt van de maan is de omgeving erg donker en de maan erg licht, dan zie je dat het histogram naar links neigt. Maar als de grafiek niet uit de randen loopt, dan betekent dit dat er geen data verloren is gegaan, dat er nog genoeg detail in het donker zit. Hetzelfde geldt voor de lichtere delen.
Je moet op gaan letten als de grafiek de randen raakt. Dan is er data verloren gegaan. Aan de rechterkant betekent dit dat er geen detail meer zit in de witte delen (erg vervelend als het om de lucht gaat) en aan de linkerkant betekent dit dat het detail uit de schaduwen weg is. Vooral voor witte delen is dit in de digitale fotografie redelijk dramatisch (als het niet de bedoeling was), detail uit de lichte delen kun je nooit meer terug krijgen hoe goed je het beeld ook bewerkt. Van onderbelichte foto’s is vaak nog wel wat te maken als je de foto’s in RAW formaat hebt geschoten, dan kun je nog wel 1 a 2 F-stops in de digitale belichting terughalen.
Nu komt de clou waarom de grafiek zo handig is: als je net nadat je de foto hebt genomen naar de grafiek kijkt, kun je bedoordelen of je misschien een langere of kortere sluitertijd nodig hebt om de foto ‘goed’ te belichten. Zit de grafiek tegen de linkerrand aan, dan betekent dit onderbelichting in bepaalde delen en dit houdt dus in dat je de scène iets langer moet gaan belichten, meer licht op de sensor laten vallen. Je moet dan of de sluitertijd of het diafragma aanpassen (niet beide, want dan krijg je precies dezelfde belichting, zie de uitleg over de belichtingsdriehoek) zodat de sluitertijd een stapje (een F-stop) langer wordt (van 1/180s naar 1/125s bijvoorbeeld) of het diafragma een stapje groter (de waarde wordt kleiner, van F2.8 naar F2.0).
Onderbelicht
In bovenstaande foto zie je dat een groot deel van de pixels zich in donkere delen bevinden. Net naast het gezicht aan de rechterkant is er vrijwel geen detail meer te vinden, dit is waar het linkerdeel van de grafiek uit het beeld loopt. Er zit ook nog wat wit in de foto, dit zie je aan de rechterkant ook terugkomen in de grafiek. De bruine, de lichtere, delen komen naar voren in tegen het midden, die zitten dus dichter tegen de 18% grijswaarde aan waar de camera naar op zoek is.
Overbelicht
Zit de grafiek tegen de rechterrand aan, dan is de foto in delen overbelicht, waardoor je detail verliest in de lichte delen. Je moet dan de belichting compenseren zodat er iets minder licht op de sensor valt. Je zorgt dan voor een snellere sluitertijd (van 1/125s naar 1/180s) of dat je het diafragma kleiner maakt (van F2.0 naar de kleinere F2.8 waarde). Nu kun je de foto opnieuw nemen en zal door de compesatie de belichting beter uitvallen.In bovenstaande foto bevinden een groot deel van de pixels zich aan de rechterkant en de grafiek loopt zo het beeld uit. Kortom, ik heb een overbelichting op bepaalde delen, duidelijk te zien aan de lucht waar geen spoortje van detail in is te vinden en ook de panden verliezen behoorlijk detail aan de randen. Door meer schaduw/donker in de foto te brengen kan ik hem toch nog ‘redden’, maar het detail in de lucht ben ik absoluut kwijt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten